Een plek om taart te bakken

Een nacht als versteend bot. Broos en hard tegelijk, met gaatjes waar je niet doorheen kunt kijken. De jongen werd wakker van gestommel, krabt aan zijn hoofd. Mensen zijn sinds kort in twee groepen te verdelen. Zij die willen slapen en zij die niet meer hoeven te slapen. Hij trekt zijn beste kleren aan, spuugt op een doek en boent zijn schoenen, schuifelt tot bij het raam. Okerkleurig licht stroom door de straten van de stad.
 
Zijn honger is de trek voorbij en zijn buik krult op als een egel onder bladeren. Stekelig, op zoek naar iets veiligs. Die middag kocht hij brood waarbij gezongen wordt. Glimmend deeg in meer tinten thuis dan het gezicht van een moeder. Een familiezak, had hij gestotterd. Niemand weet het, had hij gedacht. Kleiner voelde als verraden, er nu al uit eten ook. Wat als iemand keek, wat als iemand terugkwam. De onmetelijke afstand tot de anderen strekt zich uit in zijn benen, maar hij kan niet bewegen. Met de druppende broodzak in zijn hand staart hij de straat in. Vetparels kleuren het tapijt een verzengend zwart. Het is niet het alleen eten dat hem verteert. Het is weten dat iedereen alleen eet.
 
Overdag is de rook zo dik dat je erop kunt zitten. ’s Nachts brandt er licht in de flats tussen zijn huis en het park. Hij ziet een vrouw aan de overkant. Ze bakt een taart met haar winterjas aan en schilt melige appels die ze bewaarde in de kelder. Stort de parten in een springvorm en bekleedt het met strepen bladerdeeg, zet het geheel aan met eigeel en schuift de taart de oven in. Zet zo een droom vast in de tijd. Ze gaat zitten en draait de kookwekker naar veertig minuten, kauwend op een schil. Het is niet de tijd om iets weg te gooien. Het beste zit verstopt onder dat laagje waar je met je ogen niet bij kunt.
 
Met gekanteld hoofd zet hij zijn hand tegen het glas. Dan een gesuis alsof je door hoog gras rent, stengels kietelend aan je zachte onderarmen. Dan een lichtflits, een inslag en zijn longen vol lucht. Vasthouden nu. Met zijn hand over zijn mond bukt hij en laat de broodzak vallen. Zweet prikt onder zijn armen. Zweet om in die tweede groep te vallen. Naast hem ooms, neven, gebeden. Rook uit de oven aan de overkant. Dan nog meer suizen, luider nu. De smeulende bek van de nacht spreidt zijn kaken. Glas wat afschuwelijk dichtbij breekt.
 
De overkant van de straat knielt en spuwt lichtflitsen en stenen. Braakt stof langs het voorportaal. De jongen wacht geweldig lang in stilte. Nog dertig minuten op de kookwekker, ergens. Dan zoeklampen en geschreeuw. Voorzichtig klimt hij overeind, strijkt zijn beste broek glad en kijkt door het kozijn, het glas van de ramen van hun flat als puzzelstukken op straat. Betonpoeder vult de springvorm. Opeens woont hij aan de rand van een park waar iemand toch taart bleef bakken.

Terug naar blog
Benieuwd naar meer?

Plan wat in!

Yes! 🌱

Deze website is 76% schoner dan andere geteste websites volgens Website Carbon. Benieuwd hoe jouw website scoort? Test het op websitecarbon.com
© 2024 Gaël van Heijst
Freelance Copywriter | Tekstschrijver | UX-Writer
Ellecom, Gelderland 
info@gaelvanheijst.nl

Plan een kennismaking in


Privacy